Het rijzen van onnatuurlijke vormen
In trossen wolken bij nachtlijke stormen
Als wind van ver en wijd, komt aangeleidt
In’t aanzijn en bijzijn van zijne Hoogheid
Ik zag donk’re schimmen van kraaien en meeuwen
Moord en brand liepen ze als leeuwen te schreeuwen
Ik vluchtte zo hard als ik kon, gelijk met het gerucht
Van wapperende vogels in volle vlucht door de lucht
Ze waren bezield met het wezen van geen entiteit
Ze vielen op me als op een leugenaar de waarheid
- Ik kwam bij in een dorre woestenij, doch was ik blij
Ik zag een feloranje waas alsof de zon scheen op vel
Bloed gutsend en stollend over me heen, de menselijke hel
Ik lag gebroken als man en mens in doornige doornenstruiken
Toch dacht ik: er is een prachtig begin aan het ontluiken
Want al badend als ik was, in bloed en’t glimmerende licht
Wist ik dat ik was besprenkeld, ik wist ik was... Verlicht