Als je dan eindelijk
zolang hebt gewerkt
dat je niets meer ontbreekt
en je halfvolwassen kinderen
je over de kaap van het leven
heen hebben gesleept
met reizen en feesten,
vreugden en zorgen
die de tijd doen vergeten,
dan,
keer je op een doordeweekse avond
gelijkmatig rustig huiswaarts,
met de konstant evenredige snelheid
van de ruitenwissers en de motregen.
Gedwee gehoorzaam je de stoplichten
en plots,
terwijl je behoedzaam verdermaakt,
bemerk je pas voor het eerst
in al die voorbije lange jaren
de monotonie
van stille straten en steden,
dat er iets was
dat je niet kon weten
omdat het voor jou even onbereikbaar
als troosteloos verborgen bleef.