Verradelijk verraad:
Met haast loop ik door de gangen,
Donker en kil zo als ze zijn,
Houden mij in mijn geest gevangen,
Enkel droefheid en wat pijn.
Ik probeer een uitgang te vinden,
Slechts een weg van dit vandaan,
Want ik wil me er niet aan binden,
De gedachte, welk verraad me is aan gedaan.
En ik kan mezelf wel vergeven,
Over wat er is gebeurd,
Maar met haar kan ik nu niet veder leven,
Ook al, als ze over het verraad treurt.
Nog steeds loop ik door de gangen,
Eindelijk een deur,
Ben nu niet meer gevangen,
In plaats van donker, nu wat kleur.
Al smachtend kijk ik naar het licht,
Kijk nog even achterom,
Uiteindelijk doe ik de deur achter me dicht,
En noem haar verradelijk en dom.
Uiteindelijk is alles dan voorbij,
Dus ook de vriendschap die wij droegen in het verleden,
Ik ben nu op gelucht en blij,
En leef veder, nu, hier:
In het heden.
Fantasy