O wind,
o gij speelse tocht,
die ik gerne mocht.
O gij brute kracht,
eens zo zacht.
O wind,
GIJ bedicht ik, ja enkel voor jou,
voor wie ik met plezier mijn frakske aanhoud.
Ontwortel de bomen,
laat een ferm stormke maar komen.
O wind,
o gij ijle deugniet,
die wanneer men u niet ziet,
door een rukske aan een geborduurde hoed
smerig wordt vervloekt.
O wind,
JOU bedicht ik hier in 'tgoudbruine gras.
Niet omdat je weer zo'n deugniet was.
Maar omdat gij op zo'n overhitte dag,
eens voor verkoeling spelen mag.