Het masker is gebroken,
De littekens zijn zichtbaar,
Iedereen kan nou zien,
Dat meisje is toch kwetsbaar.
Ze was mysterieus,
Oneindig Vrolijk,
Nou zie ik alleen maar pijn,
Als ik in haar ogen kijk.
Haar tranen rollen over haar wangen,
Haar zoete glimlach is verdwenen,
Overal krassen,
Op haar armen en benen.
Ze is verscheurt door emoties,
En huilt oneindig door,
Diep in de nacht,
Zijn de momenten dat ik haar hoor.
Haar handen verkrampt van de pijn,
Haar ogen bloeddoorlopen rood,
Ze is in een monster veranderd,
Omdat niemand zijn liefde bood.
Niemand komt nou nog dichtbij,
Ze is niet meer in staat,
Om iemand lief te hebben,
Omdat iedereen haar haat.
Waarom gaf niemand om haar?
Liet iedereen haar maar zijn,
Terwijl ze niet kon leven,
Met die verschrikkelijke pijn.
Nou is ze slechts vaag een herinnering,
Van een perfect geschapen beeld,
Een beschadigd meisje,
Dat nooit meer volledig heelt.