De appelaar
Ik heb emmers mest onder de appelaar gelegd, wat zal die jongen groeien.
Ik heb mijn vader uitgelegd geen klimtakken te snoeien.
Wanneer hij straks de hemel reikt, dat zal hem zeker lukken
Dan klim ik boven in zijn kruin en ga ik sterren plukken.
Dan zoek ik mama op een wolk, ‘k zal haar die sterren schenken
Dan lacht ze zeker want zij ziet dat ik aan haar bleef denken.