Tuinieren
Als kind had ik een buurman,
... met weemoed denk ik aan het terug.
Je zag hem altijd in zijn tuin,
... met zijn kromgegroeide rug.
Hij was stokoud in mijn ogen,
... in de ogen van een kind.
Zijn vrouw was al overleden,
... hij werd door niemand meer bemind.
Hij had alleen zijn tuintje nog,
... hield erg van tuinieren.
Hij wiedde en hij harkte,
... snoeide rozen en populieren.
Op een dag werd buurman ziek,
... moest een weekje ziekenhuis.
Ik wilde hem verrassen,
... want hij kwam bijna thuis.
Dus stroopte ik mijn mouwen op,
... nam hark en schaar ter hand.
En al zijn pas geplante viooltjes,
... zijn op de composthoop beland.
En toen buurman wederkeerde,
... stond ik heel trots te wachten.
Zijn tuin alleen nog zwart van zand,
... zou buurmans harde leven verzachten.
S'nachts huilde ik zoute tranen,
... met billen blauw en bont.
Begreep niet wat ik fout had gedaan,
... maar had wel een zere kont.
Buurman plantte weer nieuw goed,
... en m'n pa die moest flink dokken.
Ik had het schaamrood op m'n wangen,
... heb het me erg aangetrokken.
En, vandaag de dag,
... wel 30 jaren later,
Beperk ik nog steeds mijn tuinieren,
... tot het geven van wat water.