De muze
De muze heeft mij nooit verlaten, de muze zit altijd aan mijn zij.
Of ik een brief, een boek een rijm schrijf de muze is er altijd bij.
Ik zou haar echt niet kunnen missen het is niet ik, maar zij die schrijft.
Het is net of zij mijn vingers, willoos naar de toetsen drijft.
Elk woord vervoegt het andere, elke zin hoort bij elkaar.
Ik sta er vaak wat van te kijken hoe krijgt ze ’t allemaal voor mekaar.
Ik wil haar zo graag een ode brengen om haar vlotte woordenspel.
Maar ze hoeft daarvoor geen hulp zij bezingt zichzelve wel.
Misschien is zij toch wat te bescheiden en wil zij lofliederen niet graag.
Ik kan haar zelfs niet meer vinden de woorden komen traag en vaag.