Speels dartelen de lammetjes,
dansend vrolijk in het malse gras.
Een magere man stond op zijn zeis loom hangend ,
zijn hoofd verborgen in een grote kap,
van zijn door de jaren grijs verschoten lange monnikspij.
Instemmend knikkend,
vandaag laat ik voor hen hier, het leven vrij.
Op een achtergrond van de stalen blauwe lucht,
met witte donzige stippen versierde hemel,
vloog heel hoog gestadig de machtige arend.
Zijn alziende, blinkende zwarte oog,
spiedend gericht op het weelderige dal.
Zijn goedkeurende rauwe schreeuw,
weergalmde over alles over,
Vandaag ben ik de toeschouwer,
niet de gruwzame rover.
Een oude man in wit gewaad met lange baard,
zat op een heuvel stil met opgetrokken knieƫn,
gefascineerd volgend, het spel van de wind,
zwierig kronkelend tussen de bomen,
een groen gevallen blaadje aan het bekoren.
Voorzichtig legt hij de zandloper op zijn kant.
Hier, dacht hij, zal de tijd niets veranderen,
of in de loop der gebeurtenissen tussen komen.
Stil, in een slaap der onschuld,
lag ze op een bed van jeugd en vernieuwing.
Haar vuistjes gebald naast haar hoofd,
warme zonnestraaltjes speelden op haar huid.
Plots opende ze haar ogen,
twee van liefde gloeiende diamantjes keken mij aan.
In een seconde besefte ik waarom er dauwdruppels zijn op een blad
zie ik de regenboog de horizon raken,
voel ik het vuur in mijn hart oplaaien.
Zacht en teder neem ik haar hand,
wensen dat ik het voor altijd vast houden kan.
".... die dag...."