Ik dacht de sleutel van je hart te hebben,
te kunnen openen, zonder tegenslag.
De deur ging -in mijn gedachten- al open
en ik zag je leven, zoals het was.
Ik dacht de sleutel van je hart te vinden,
onder je blouse, aan een zilveren koort.
De sleutel, o zo groot, bewees al zeker
dat je hart nog vijf maar zo groot was,
de plek van je verlangen, verdriet en lach.
De plek waar jij heel je leven, opgeborgen had.
Ik dacht de sleutel van je hart te hebben,
bracht hem binnen in het slot.
De draai heb ik nooit gevonden,
de sleutel bleek een mes.