Mijn ganse leven zocht ik achter die vijf vijzen
Waar ze zaten of hoe je ze kon kwijt geraken
Maar waarom bleven de mensen toch altijd wijzen
Naar die vijs die ik nimmer heb kunnen oprapen
Wat konden ze er mij mee pesten vol afgrijzen
Met hun woorden als die van Baron von Münchhausen
Die mij in verbeelding ergens heen lieten reizen
Over berg en dal tussen koningen en pausen
Nu wil elk zijn eigen persoonlijkheid hoog prijzen
Door aan alle dromen moedwillig te verzaken
Terwijl ik hier oud geworden sta te vergrijzen
Nog steeds gelovend eens aan die vijs te geraken
Dag na dag zit ik zo mijn hersenen te spijzen
Waren er nu meer Bachs of had je meer Straussen
Wisten zij het wel dat ze leefden in paleizen
Of hadden zij net als ik gaten in hun kousen