DE MAN EN DE BOOM
Onder brede borstelige wenkbrauwen staren
floers zijn waterige ogen in zijn laatste licht.
Rimpels kerven groeven in z'n droef gezicht,
schrijven pijn en ouderdom in geest en in gebaren.
De boom voor het huis gaf schaduw in z'n jaren,
beschermend en robuust, niet wijkend voor de storm
ontving de hardste slagen, staat nog voor de vorm
intriest en bladerloos in ziekte te verjaren.
De zijdegrijze haren, in aantal na te tellen,
een tandeloze mond of bijna, trachten te vertellen
van de moeite om het leven uit te leven.
De man…de boom, ze hebben al gegeven
wat ze konden, blijven stil en moedig wachten
op het einde…dat hun lijden mag verzachten.
26/01/02