Waarom doet ze zo tegen mij?
Je weet het, je was erbij.
Maar je hield je mond dicht.
Bij mij werd het donker, verdween het licht.
Ik vroeg: heb jij niets te zeggen?
Niets uit te leggen?
Wat was ik kwaad.
Wist met mezelf geen raad.
Ben toen maar weggegaan.
Heb jullie daar laten staan.
De steun die ik zocht kreeg ik niet.
Dat deed mij nog meer verdriet.
Gelijk wou jij weer aandacht trekken.
Maar op dat moment kon jij voor mij verrekken.
Ik was zo kwaad op jou.
Dacht je dan dat ik je gelijk vergeven zou?
De volgende dag, je had het gevoeld
De volgende dag, ist je wat ik ermee had bedoeld.
Je vroeg ben je nog boos op mij?
Schuldbewust stak je je tong uit daarbij.
Ik kon niet langer boos zijn.
Al was het nog niet over die pijn.
Dat zag jij.
Je keek bezorgd naar mij.
Ik zag je niet meer met haar omgaan.
Dat heeft me goed gedaan.
Je hebt haar terecht gewezen.
Hoewel ik voorzichtig blijf, hoef ik niet meer te vrezen.
Zij was voor jou ook te ver gegaan.
Ik kan het leven nu toch wat aan.
Wij hebben weer een leuke tijd.
Met hopenlijk een mooie gezamenlijke toekomst uitgespreid.
31-5-07