* Dinsdag is het nog al een beetje mis gegaan met mezelf. Daarover probeer ik iets te schrijven.
De titel zegt denk ik al meer dan genoeg, want het volgende schrijfsel zal niet gaan over reuzengeur en maneschijn en al het positieve. Nee, eerder al het tegenovergestelde.
Mocht het moeilijk zijn dit soort dingen te lezen, stop dan maar hier en lees niet verder
Dit is namelijk niet bedoeld om mensen pijn te doen, maar om mijn eigen negatieve gevoelens
volledig even weg te schrijven. Of in ieder geval een poging tot. Misschien zet het mensen aan het denken, niet dezelfde fout te maken, maar nogmaals bij dit alles wat ik nu schrijven ga, denk ik niet te veel aan anderen. Bij voorbaat al wel mijn excuus*
Wat was ik dinsdag vast besloten. Twee weken lang bezig geweest alles te plannen. Niks mocht mis gaan, dit was namelijk mijn dag, mijn moment naar volledige rust, mijn moment naar vrede, mijn moment om dood te gaan.
Het begon met het bedenken van hoe en wat. Ook al was dat snel bedacht.
Een paar weken geleden ging het mis, de trein zag me op tijd staan en stopte. Nu moest het beter gaan, niemand mocht me nu nog tegenhouden.
Ik had als klein kind altijd al een wens, zwemmen met dolfijnen. Dat leek me iets geweldigs, het was iets wat ik wilde doen, voordat ik dood zou gaan.
Mijn plan was dan ook snel gemaakt. De zee, dat was dan toch het mooist. Dan zou ik voor eeuwig en altijd in de natuurlijk omgeving van de dolfijnen rond zwemmen.
Het leek als een droom.
De dinsdag middag eerst nog gesprek bij mijn therapeut. Kwam wel mooi uit, precies op tijd om alles af te ronden. Er zat een nieuwe opname aan te komen, maar niets had nog zin dus ook geen nieuwe opname meer. Tijdens het gesprek er veel over gehad. Ze leek het wel te begrijpen, ze zei in ieder geval de dingen die ik zo bedoelde, maar niet duidelijk kon maken.
Geen kracht meer om te vechten, moe gestreden, dat waren de woorden die ze zei.
Dat klopte, ik was moe, ik kon niet meer. Waaraan ik ook zou beginnen, het was een verloren gevecht. Mijn therapeut zou voor me kijken, welke mogelijkheden er nog waren.
Ik mocht naar huis gaan, wachtend op haar telefoon.
Maar eigenlijk wist ik bij voorbaat al, ik zou nooit meer thuis aan komen.
Ik zou ’s nachts de zee in lopen, zo had ik minder kans dat mensen mij zagen.
Ik kocht een tentje en besloot tijdelijk tot de avond kwam op de camping te gaan staan.
Stel dat ik om wat voor reden dan ook werd aangehouden, ik moest een gewone reiziger lijken. Dus mijn tas was een echte ik-ga-op-vakantie-en-neem-mee-tas.
Tijdens de gehele reis leek het wel of iedereen mij aan keek. Net of ze wisten wat ik van plan was. Zelf wist ik dondersgoed wat ik aan het doen was. Ik was weggelopen van huis en zou nooit meer levend terug komen.
Ondanks dat ik netjes mijn treinkaartje had gekocht, liep ik heen en weer door de trein. Bang een conducteur tegen te komen, die mij op één of andere manier zou herkennen. Mijn moeder had vast al wel de politie gebeld. Ze waren vast al wel op zoek. Ik moest dus goed uitkijken, niemand mocht me herkennen.
Eindelijk was ik veilig en al aangekomen bij de camping. De camping aan zee. mijn laatste plek om nog even tot rust te komen.
Voor de laatste keer mijn mobiel bekijken, misschien had ik nog sms’jes. Misschien hoopte ik stiekem op iemand die mij tegen wou houden, want wist ik dit wel voor de volle 100 % zeker?
Wist ik zeker dat ik dit wilde doen. Stoppen met mijn leven.
Hé, een sms van mijn moeder. ‘Waar ben je lieverd, kom naar huis, ik mis je, xxx mama’.
Hee, ik werd gemist, iemand houd toch nog van me? Maar hoe kan dat nou, hoe kan iemand toch van mij houden?
Met dat ik mijn mobiel weer weg wilde leggen, belde iemand. Angstig nam ik de telefoon weer in mijn handen en besloot op te nemen.
Het was mijn moeder. Ze vroeg waar ik was, wat ik deed, hoe het ging en vroeg of ik naar huis wou komen. Ik raakte helemaal in paniek. Want waar was ik, wat deed ik daar, wat wilde ik daar. Ik wist het allemaal niet meer. Toen besefte ik me waar ik was en vertelde dat tegen haar. Niet zoveel te later stond de politie voor mijn tentje. Ze vroegen of ik mee wilde komen. En ja, wat wou ik dat eigenlijk ontzettend graag. Ze hielpen me mee alles op te ruimen en reden naar het bureau. Daar eindelijk een beetje tot rust gekomen en gewacht tot mijn moeder me kwam halen. Ik was nogal ver van huis dus al met al duurde het bijna 3 uur voordat mijn moeder bij me was. Blij waren we elkaar te zien.
Toen eindelijk naar huis. Thuis aangekomen meteen mijn bedje ingekropen, het was dan ook al bijna 1 uur ’s avonds. De volgende ochtend lang gepraat mijn moeder. Iets wat ik nog nooit had gedurfd, maar op dat moment wel.
De zelfde middag nog een gesprek met mijn therapeut. Ze had het gesprek van die dag daarvoor zich al afgevraagd of ik wel naar huis zou gaan en of alles wel goed zou komen. Ze had dus een half uur later nadat ik daar weg was gegaan al mijn moeder gebeld, die dus zei dat ik nog niet thuis was. Ze had niet gedacht dat ik daadwerkelijk een einde eraan zou maken, maar toch had ze zich wel een beetje zorgen gemaakt.
Tijdens het gesprek op woensdag kwam de vraag, van wat beter was. Thuis blijven of naar de crisisopvang gaan. Eigenlijk wilde ik wel naar de crisis, maar dan wel de open afdeling. Er werd gebeld en er was wel plek. Maar de psychiater wilde me dan op de gesloten afdeling, vanwege de andere mensen op de open afdeling.
Dat wilde en durfde ik niet, dus toen maar besloten naar huis te gaan.
Ik ben nu nog steeds thuis. Krijg medicatie om mijn gevoelens wat te onderdrukken en heb twee keer per week een gesprek met mijn therapeut. Aankomende donderdag een intake voor mijn opname.
Ik weet nog steeds niet of ik wel verder wil in de hulpverlening. Of alles nog wel zin heeft, of ik de kracht nog heb, en hoelang ik alles nog kan volhouden.
Maar ik ben bereid het te proberen, ik kan altijd nog stoppen. Doe ik het nu, dat ik niet weer opnieuw beginnen. De zin, het vertrouwen, op dit moment zie ik geen leven, geen toekomst, helemaal niets. Maar ik ga beginnen aan mijn opname, ik zal alles proberen.
Ik heb als het ware, weer een kans gekregen.