Na jaren van verraderlijke vrijheid,
de eufemistische eenzaamheid,
lijkt het werende wolkendek
dra doorbroken te worden.
Vlak boven mij staat
een sprankelende ster.
Hopelijk openbaring van geluk.
Doch het vreselijke verleden leerde veel...
veroorzaakte veel...
Misschien is de schitterende ster
slechts een sluimerende supernova.
Een dood hemellichaam,
buiten zijn grenzen gegroeid,
om in het niets te exploderen,
mij door radioactiviteit te muteren.
Heen is dan het geluk gegaan,
zoals zo vaak voorheen.
Voor mijn mankende moreel
lijkt het helemaal fataal.
En het bruisende brein
creƫert een half haperend rijm...