angstvallig houd je vast aan de knoop om je nek
je probeert het vlot te trekken maar kopje ga je
onder door je gaat er onderdoor hier stopt het
het is een vluchten tussen uiteinden van kwaad
licht schijnt op de plekken die zich verstoppen
voor reden je redeneert je een godgans eind
concludeert dat je hier al bent geweest of bent
dat je nooit ergens anders was dan hier deze
uithoek van je geheugen achter de boekenkast
stoffig door nalatige huishoudsters onaangetast
overbelast teveel naslagwerken bevolken de
planken die dreigen door te buigen onder het gewicht
zo is het dat je schommelt tussen de staanders
standaard voor het te nemen leven dat opgelegd
door derden schreeuwt om een vorm van vergiffenis
maar niks is wat het lijkt en niks lijkt op wat het is
de strop stroopt op als hemdsmouwen en stevig
bungel je eenzaam door de lege kamers van je ziel