een jongen zij,
tegen mij,
dat jij mij graag ziet,
waarom wist ik niet.
alsof ik dat nog niet wist, (zij ik)
maar had hij zich niet vergist?
een meisje zij,
tegen mij,
dat die andere mij graag ziet,
waarom wist ik niet.
alsof ik dat nog niet wist, (zij ik)
maar had hij zich niet vergist?
ik zat zo hard te liegen,
dat ik ze voor mijn neus voorbij zag vliegen.
je ziet maar, liegen kan om bestwil,
maar er is altijd een verschil.