Ik mis iets in mijn leven,
Iets van groot belang,
Ik moet het wel toe geven,
Zit hier onder dwang,
Niemand zegt mij wat ik mis,
Niemand die het weet,
Niemand ziet meer dat dit het is,
En al dat gejank en gezweet.
Het enige dat ik mis hier awel,
Is de liefde die ik niet voel,
Maar ’t is geen kattenpis, jawel?
of weet je niet wat ik bedoel?
De liefde die ik vroeger voelde,
Blijkt te vervagen, op volle vaart,
Maar waarom mensen, waarom doelde,
Waarom doelde ze op mijn geaard?
Ik zit hier zacht te snikken,
Te jammeren met muziek,
Te wachten op het knikken,
Maar nee, dat komt er niet.
Stel, ik ga het zeggen,
Zeggen wat ik voel,
Zonder het te verwerken,
En dat ik op iemand doel?
Wachten kan pijn doen,
Doe het al een jaar,
Op het goede moment, oen,
Maar ja, dat krijg ik niet voor elkaar.
Het is niet niks,
Hoe reageert men,
Als ik hen het vertel?
Mijn familie zal schrikken,
Mijn ouders zullen vergaan,
Mijn vrienden zullen ’t misschien deels accepteren,
Want vriendschap blijft nou eenmaal bestaan.
Maar waarom mijn Heer,
Waarom durf ik het toch niet!
Waarom, waarom wachten,
Wachten tot het geschiedt!
Het goede moment is blijkbaar,
Blijkbaar al geweest,
Ze vermoeden het wel,
Maar weten het niet,
Ik ontken dan wel,
Maar het doet me verdriet,
Waarom kan ik niet zeggen,
Wat ik voor hen allen voel,
Zonder dat ik het word,
Zonder dat ene gevoel!
Ik wacht op het juiste moment,
Sla het daarna toch weer af,
Ik ben dan ook wel een stomme krent,
Maar toch sta ik telkens weer paf.
Lig in bed, voor het slapen gaan,
Denk: morgen moet het dan toch!
Want mijn leven blijft immers doorgaan,
Want niets is voorbij, toch?
Ik kan me niet anders meer voordoen,
Ik ben zoals ik ben,
Al gaven ze me stomme 5 miljoen,
ik ben niet zoals Ken.
Zeg me eens, waarom toch!
Waarom wil ik dit toch niet!
Zeg me eens, waarom toch!
Waarom altijd dat verdriet!
Iedere morgen, iedere middag,
Iedere avond en iedere nacht,
Zit of lig altijd te snikken,
Terwijl mijn gedachten worden verkracht.
De boze geest in me kwelt me snel,
Het doet me pijn zo voort te gaan,
In me is gaande een grote rel,
Maar mijn gevoelens blijven bestaan.
Zal ik het zeggen, hoe antwoorden ze dan?
Ze zullen zeggen: ’t is de puberteit!
Ik weet dat ik het wel zeggen kan,
Maar ik wacht op de juiste tijd.
Niemand stimuleert me, zegt wat te doen,
Verzwijgen of toch tegemoet gaan?
Wachten tot het zover is,
Snikkend blijven voortgaan.
Voor de een ’n eitje om te zeggen,
Voor de ander een vreselijk lot,
Moet ik me er bij neer gaan leggen?
Ik voel me namelijk toch al rot!
Al 2 maal pakte ik het mes,
Al 2 maal legde ik het wanhopig neer,
Een 3e maal zou gerust komen,
Hopen van niet dan maar weer.
Mijn gedachten en gevoelens,
Spelen trefbal met elkaar,
Mijn hand gaat langzaam door de punch,
En glijdt dan langzaam door mijn haar.
Verwart en bedroefd sla ik het uit,
Weet niet hoe verder te gaan,
Geen enkel minuut interesseert het me geen fluit,
Want deze gevoelens blijven bestaan.
Als ik het zeg,
Reageren ze fel.
Als ik me erbij neerleg,
Is het over en snel.
Wat moet ik doen,
Waar moet ik heen,
Zit ik nog,
Op mijn juiste been?
Ik haat mijn leven,
Vol met stress,
Emoties erbij,
Hierbij een les:
Ik voel me klote,
En verwart,
En als ik het zeg,
Zie ik een ieder die me sart.
Wat een stom leven,
Wat moet ik doen!
Moet ik wachten tot ze overlijden,
Voor die ene zoen?!
Ik wil dit niet meer,
Dit moet gaan stoppen,
Het doet me echt zeer,
Moet ik aankloppen?
Hierbij zeg ik:
Ik voel me altijd zo,
Maar wie ben ik?
Geen madame tussaud!
Ik kan niet alles,
Niet verder gaan,
Ik ben verward,
Maar blijf bestaan.
Verander me niet,
Ik ben wie ik ben,
Of ik geniet?
Of dat ik wegren.
Ik weet het niet meer,
En zal me zo blijven voelen,
Mijn ouders zullen het,
Vast niet zo bedoelen.
Misschien hebben ze vrede,
Met mijn besluit,
Misschien ga ik,
Wel hard onderuit.
Met deze gedachten,
Blijf ik verder bestaan,
Tot de tijd rijp is,
En dan misschien wel zal vergaan.