De éénheid is bedorven
en wij vallen als stukken uit elkaar.
Neergegooid liggen wij op de grond,
alleen gelaten, alsof niemand ons begrijpt.
Zal de liefde ons geven wat we nodig hebben,
of zal het ons uit elkaar drijven,
gemengt met de haat van omstanders?
Onmogelijk en tegelijk zo voelbaar.
Mijn ogen gevult met tranen van bloed,
verminken mijn armen tot op het bot.
Pure liefde vult mijn hart voor het eerst.
Kan ik bouwen op iets evenwichtigs?
Nu, voor het eerst, stort ik neer,
het fundament is gelegd op de omstanders.
En lig ik nogsteeds, verloren en verminkt,
op de overwoekerde grond, zoekend naar jou.