En weer staan ze oog in oog,
De beer verspert haar het pad,
Torent machtig hoog boven haar uit,
Zij van het angstzweet, door en door nat.
Trillend als een riet,
Dreunt het in haar achterhoofd,
Neem toch weer de benen,
Niemand die in jou gelooft.
Maar ze is sterker dan ze lijkt,
Heeft voor hetere vuren gestaan,
Want zij kan in haar eentje,
Heel wat beren aan.
Jarenlang met haar handen in het haar,
Nu dwingend, grijpend in zijn vacht,
En terwijl zij moed uitstraalt,
Ontbeert hij nu de kracht.