Donkere grijze wolken verschijnen,
striemende regen doet mijn tranen in het niets verdwijnen,
zilte tranen die niemand ziet,
verborgen tranen van verdriet.
Eenzaam sta ik de foto op haar graf aan te staren,
niets dat haar drang naar de kille dood kon bedaren,
haar ziel was getormenteerd,
haar hart door immens verdriet verteerd.
Haar zielloze leven was koud en kil,
haar liefdesklok stond stil,
door haar aders stroomt nu geen warm bloed,
afscheid nemen vergt veel moed.
In het rijk der doden is ze opgenomen,
Haar tijd van gaan was gekomen,
haar lichaam was jong maar haar geest zo oud,
haar lichaam was warm maar haar hart zo koud.
Nu sta ik alleen aan haar graf
en dan vraag ik me dan af;
zie ik haar ooit weer als ik moet gaan
of is de dood ook het einde van alle bestaan?