Ik dacht al dat ik je zag
voor ik wakker werd
dat je naast me lag.
Daar was je niet,
natuurlijk niet.
Jij zit buiten in de bomen.
Daar hoor jij,
ik moet naar jou toe komen.
Maar ik zie je niet,
natuurlijk niet.
Vanmiddag parkje wezen pakken.
Iets achterover gezeten.
Zocht een elf in de takken.
En toen was je daar,
natuurlijk daar.
Toen was je daar
op het paadje achter de bosjes.
Vlammend rode haar.
Je kwam naar me toe.
Ja! je kwam naar me toe.
Ik helemaal opgewonden,
ze ging zitten en vroeg:
'Waarom heb je me nog niet gevonden?'
De wind fluisterde voor ik zei:
'Maar jij vond mij'
'Ga je weer op zoek naar mij?'
En toen zat ze er niet meer bij.