y a rien qui pousse ici
zei de dame lachend aan de balie,
en evenlater zaten we op de sol salé
van alle beschaving, blasé,
terwijl de wind gierde
van over de zoute vlakten
fijn stof tussen onze haren
die verwilderd stonden
als de gitans die van heinde en ver
een reunie hielden in St Marie L Bains
op hun witte paarden,
plakkerig, stinkend en bezweet,
's nachts toen je lang genoeg
staarde naar 't uitspansel
kon je voor en achter
alle onheil en geluk bespeuren
in onnoemelijk veel sterren
en je eigen nietigheid betreuren,
zag je 't hemelgewelf als 'n zwarte stolp
over je heen gedrukt,
met duizenden gaatjes als piquren
in die duistere koepel geprikt,
want daarachter bevond zich
het Grote Licht, weetjewel ...
zelfs een wens mocht je maken
want lichtflitsen trokken heel even
een helle streep
van meteoren in de dampkring
die verbrandden tot een schicht,
en dacht je aan vissers
die verzwolgen in de golven
omdat ze de verkeerde ster
hadden gevolgd naar de haven
met wat vis, schelpen of calemar,
huiswaarts met een 'n kluitje in 't riet
waaraan de paarden hinikend knabbelden
en hele zwermen muskieten
zich ophielden als vampieren
in 't moorddadig moeras,
om ongenadig je bloed te drinken
of je aan te vallen bij 't lezen
van een boek bij noodlicht ...
om je 's morgens te doen ontwaken
met builten en knobbels
van je nek tot je voeten
en je verlangde onwillekeurig
naar huis, sofa en verse koffie
fris en onverhit,
genoeg van duizend kilometer ver
geraasd, versufd en verdwaasd
knikkebollend, dommelend in slaap
weg van alles en iedereen ...
thuisgeraken was de boodschap
naar 't vertrouwde groene gras
en de kat
die totaal 't noorden kwijt
blazend en krijsend
van heimwee
op je wacht ...