zo uitzichtloos.
zo uitzichtloos ben jij.
zo uitzichtloos zijn jij en ik.
wij samen, zo uitzichtloos.
een donkere wolk.
een donkere wolk ben jij.
een donkere wolk zijn jij en ik.
wij samen een donkere wolk.
zo gedachteloos.
zo gedachteloos ben jij.
zo gedachteloos ben jij, ik niet.
wij samen, jij gedachteloos ik gevangen in verdriet.
je dacht dat het me geen pijn deet,
dat je me zo, voor een ander verliet.
en zo stom, dat ik me zelf verweet.
dat jij bij mij weg was gegaan voor haar.
"vreemdgaan kan je et niet noemen."
ik hoor het je nog zeggen.
maar dat jij een ander vertelde dat jij haar lief hat.
is voor mij vreemd genoeg.