Ik heb je nooit gevraagd om te blyven.
Ik dacht dat ik dat niet hoefde.
We waren van plan om iets te doen,
maar weer was je er niet,
en ik,
ik wist niet waarom.
Is het zo belangeryk voor jou?
Ik wil je niet vragen om te blyven,
omdat ik bang ben.
Ik wil je niet vragen om te stoppen,
want dan,
dan is er nog meer ruzie.
Jullie maken altyd ruzie,
om jou probleem.
Jullie maken altyd ruzie,
om haar probleem.
Maar wat,
wat met onze problemen?
Die blyven liggen,
achter een stoffige, oude, gesloten deur.