KLEUR
Blauw,
de stille blauwe zee,
vredig als jouw ogen.
Jouw blauwe ogen,
diep als de zee.
Glinsterend van plezier,
of beeld ik me dat in?
Rood,
dat zijn jouw lippen.
Nippend aan de wijn,
de rode wijn.
Geel,
de gele zon,
op jouw gezicht.
Op jouw rode lippen,
en die hemelsblauwe, diepe ogen.
Een zilveren traan,
verdrietig aan je wang.
Langzaam naar beneden,
tot ik hem vang.
Voor eeuwig in mijn hart2
Kleur,
je ogen,
je lippen,
je traan.
Jij,
kleur.