Donker sprookje (1)
Afgetekend tegen donker zwerk
naamloos hoog, de trollenberg.
Bliksem schicht de duistere machten.
Donder schalt zijn ongetemde krachten.
Zijn profiel verlicht door hemels vuur,
de heerser van de tijd.
Het rijk vergroot zich ieder uur
en strekt zich uit tot aan oneindigheid.
Roerloos onder zwarte bomen,
blikken ogen van het woud.
Ze zien de elvenrijen komen
lachend dansen, als vanouds.
Zij dansen helder glas vannacht,
tot plots een grote trollenmacht,
onder dekking van de bomen,
het glazen dansen breekt tot dromen.
De elven zijn verdwenen , het dansen is gedaan.
Trollen heersen zwart, hun smidse rood,
laten vuur en wanklacht, van de helling gaan.
Dieren morren en de bomen zijn al dood.
De heerser kijkt, nog koud en onbewogen,
maar ogen en zijn macht zijn reeds gebroken.
WIL MELKER
02/10/2000