Uit 'Hier ben ik'.
-De nieuwe mens luistert niet meer-
In de wereld gerold, door
pijnen tot hier gebracht.
Het ik is dood, gestorven
aan de beide naturen.
Volmaakt geworden door de
beide naturen, die verenigd zijn.
Het zelf is geboren door hun
samenzijn. Wij zijn één.
Het kind zal ons leiden, voortaan.
Het kind, het zelf, dat zich ik
noemt in de buitenwereld, voor de
gemakkelijkheid. Maar het ‘ik’ dat
luistert naar het boze, is gestorven.
De hartstochten te boven.
Op het ik dat geboren is, heeft het
kwade geen vat. Het is het goddelijke
en dat wil van hem niet horen. Zijn
listig gefluister baat niet meer. Hij kan
niet meer ‘doen’ of hij het zelf is.
Niet meer ik-wezend, luistert de nieuwe
mens niet meer. De herboren mens is
hoger afgestemd. Een verwarrende taal
doet hem niets meer, want hij is vol
klaarheid. Hij ziet!
Geen enkele wegwijzer kan nog verkeerd
staan. Het zelf zegt wat het ik moet doen,
zonder mankeren. Wat hij nodig heeft
wordt hem aangebracht. Hij twijfelt niet
meer.
Een ander mens, totaal verschillend van
de vorige. Hij verliest niet meer, want hij
kan ook niet meer winnen. Enkel zijn
lichaam is onderhevig aan de morgen en
de avond.
Maar nooit brengen die stonden nog
zorgen. Er is geen gebrek meer of rijkdom.
Alles is er. Alle wensen worden vervuld,
want er is overvloed. En die komt naar je
toe, want het ik verzet zich niet meer.