De stap gezet, daarna zou hij van wal steken. Zijn lading overbrengen, zijn lading die een raadsel was voor de wereld.
Uit 'Hier ben ik'.
Het recht eind is aan ons, wij
twijfelen er niet aan. Wij
vertegenwoordigen de wereld,
waar hij zich niet kan redden. Wij
spelen met hem, hij moet bij ons
terecht.
Zijn smeken weigeren wij, of
geven toe met mondjesmaat. Maar
hij smeekt niet, het is alsof hij het
verstaat. O, de drempel waar hij zo
moeilijk overgaat, de opening die
hem afschrikt.
Het licht dat wenkt en wacht, de
bitterheid voor hetgeen hij achterlaat.
De gewoonte is als een honingraat.
Eens moet hij de stap wel zetten, hij
weet zich geen raad. De overstap, de
uit-stap naar de andere wereld.
Waar alles anders is, waar hun ge-
wauwel, geen moeras meer is en je
niet hèn niet meer nodig hebt, want
alles komt naar je toegevloeid! Wie
had dat nu gedacht. Wij kennen hem
niet meer.
De nood is geweken van hem, inplaats
daarvan een weelde waarvan hij niet
durfde dromen. Hij zou er niet komen,
maar hij is er. Maar hij is er, zijn schip
is niet vergaan en zijn lading is gaaf
gebleven. Hoe kan dat bestaan?
Wij hebben hem zien kapseizen, wij
hebben zijn schip, een wrak nog,
gehavend gezien. Eéns, was zijn mast
gebroken, zijn zeilen kapot en zijn roer
ontregeld. Windstil hebben wij hem zien
dobberen tussen de boten die hem
passeerden als waren het andere vloten.
Wij duwden hem wel eens even. Maar, het
had geen nut. Wat vervoerde hij? Zijn
lading werd nooit aangesproken. Het werd
als geroken, nutteloos voedsel dat nooit
iemand zou eten. Het zou nooit aankomen,
de eeuwige stormen!