Ik was verdrietig, ik was boos.
Boos waarom ik die gene was die jij koos.
Ik kon toch nooit de ware zijn voor jou.
Ik ben toch niet mooi genoeg, kijk nou.
Ik vond het niet kunnen dat jij juist mij koos
uit die duizend anderen.
En een hele tijd had ik het gevoel dat ik
voor jou moest veranderen.
Veranderen van lichaam en gezicht.
Je snapt toch wel waar ik over dicht?
Het begon met soms een kusje,
Maar je verlangde naar mijn lijf.
Voor mij was ‘t een donders groot klusje,
En hield ik mijn lichaam stijf.
Ik wou niet dat je me leerde kennen.
Dat je kon zien wat er onder die kleding zat.
Je wou mij zo graag voelen, zo graag verwennen.
Ik kon je toen nog niet in alle vertrouwen nemen, schat.
Nu zijn we een tijdje verder dan toen.
En weet ik wat ik aan je heb.
Ik was nog niet toe aan zoveel lichamelijke liefde en was nog wat groen.
Nu als je mij aanraakt voel ik echte liefde en niet nep.
Nu wil ik niets anders dan jou handen op mijn huid,
Je vingertoppen over mijn lichaam, op welke plek dan ook.
Nu weet ik dat is liefde zonder geluid.
En het van mij een vergissing was dat ik eraan ontdook.