Vroeger waren we als zussen,
zij aan zij gingen we door het leven.
We fladderden rond als dolle mussen,
we zouden aan elkaar wel alles kunnen geven.
Vroeger waren er jij en ik,
en ik en jij en samen,
samen waren we wij.
Ik hielp jou,
en jij stond me bij.
Ik troostte jou,
en jij luisterde naar mij.
Alles neemt een wending,
dingen die nu eenmaal zo gaan.
We wisten het op voorhand,
dat we onze eigen keuzes moesten maken,
maar wou dat dan zeggen dat we elkaar in de steek moesten laten?
Nu is daar jij en hij,
en hij en mij.
Nu is daar jullie,
en ons.
Maar bij geen van beiden is er wij.