Vergeelde foto’s uit zijn lang verleden,
Liggen voor hem uitgespreid.
Sommigen gebarsten, net als zijn gelaat;
Zijn jeugd in de vergetelheid.
Hij staart ernaar zonder één gevoel,
En vraagt zich af, wie dat wel was,
Dat blonde juffertje, met die leren tas.
Nochtans, in zijn leven, was zij zijn doel.
Vergeten dat zij gisteren voorgoed is verdwenen,
Toen zij met hun dochter naar de dokter ging,
En voor hen de hemel, hun huis verving,
Kan hij enkel nog, de leegte tot zich nemen.
Aan wie kan hij wat vragen, zou het echt niet weten.
Zijn hoofd, een zeef met gaten, of andersom.
Langzaam zakt hij weg, in een zacht gegrom,
Tot ook hijzelf, voor altijd zal zijn vergeten.