“Vieze lesbische hoer!”,
dat is wat ik elke dag aanhoor.
Altijd die onzinnige oproer,
logisch dat ik nu weer ontspoor.
Elke dag horen dat ik slecht ben,
dat ik niks goed kan doen.
Alsof ik hier ooit aan wen,
het is nog erger als toen.
Ik probeer zo hard,
maar ik kom er niet tussen.
Voor hen blijf ik apart,
nooit zal ze me sussen.
Hij kneep mijn keel dicht,
terwijl zij ernaast zat en niks deed.
Nu is de zaak meer opgelicht,
voor jullie ben ik niet meer dan een secreet.
Waarom kies je altijd zijn kant?
Kun je niet een keer je moederliefde voor mij tonen?
Is mijn broertje zo ontzettend interessant?
Kun je me een keertje positief belonen?
Ik weet wel dat jullie me haten,
jullie blijven mijn broertje en moeder.
Ik weet nu dat ik voor jullie nooit zal baten,
in mijn ogen ben je een slechte opvoeder.
Altijd kies je de kant van hem,
ondanks al mijn blauwe plekken.
Luister ook eens naar mijn stem,
al zit je me alleen maar af te bekken.
Het spijt me dat ik niet voldoe aan jou ideaalbeeld,
ik hou me niet langer meer groot.
Er is iets wat zich tijden in mijn hoofd afspeelt:
dankzij jullie haat wil ik dolgraag dood.