Gedachteloos laat ik het niets naar binnen stromen
Aandachtig luisteren naar verstomde dromen
Laten dwarrelen met de bladeren van de herfst
Eén geworden met de ochtenddauw als de dag ververst
Hoor ik nieuwe vogels de nieuwe dag bezingen
Nog wat straaltjes zon die door de wolken dringen
Een briesje dat de winter nu wel naar binnen blaast
Doet beseffen hoe snel de tijd aan ons voorbij raast
Een jaargetij is in een flits aan mij voorbij aan ’t gaan
En zoveel dingen heb ik nu nog steeds niet aangedaan
Nog even voor alle bladeren van bomen zijn gevallen
Om te gedenken wie van de levensboom zijn afgevallen
Dan zullen bloemenkwekers weer hun zakken vullen
Zullen hypocriete tranen zich aan het licht onthullen
Doch anderen, verteerd door schuldgevoel en pijn
Doet me denken, dat die rustplaats ooit de mijn zal zijn
Laat me zien, dat ik genieten moet van kleine dingen
Voordat de tijd mijn bestaan zal gaan verdringen
Doet me hopen dat mijn dromen ervoor gaan zorgen
Dat wat vandaag nog kan, niet wacht tot morgen