Ôt getingel van de zondagtram
deemstert schel weg achter de square
waar een fontein met halokam
het ochtendlicht in kleur titreert
jong eikeloof, goudgeel doorstraald,
rimpelt zich in de ochtendbries
de zoelte woelt weg door de straat
langsheen het huis met Horta-fries
-oOo-
kragende arduinkorbelen
torsen fier het sierbalkon
waarop geraniums ravelen
doorheen Ôt smeedwerk naar de zon
onder een baldakijn met leuze
schuiven ramen traag omhoog.
de patron schenkt dÕeerste geuze
aan heilsprofeten bij de toog
-oOo-
zo rond de noen zet zich een schare
devote kerkgangers zedig neer
en bij Lambiek of oude klare
welt spoedig Ôt Brussels gekommeer
een dametje met plix en bont
en sjakosj van echt krokodil
trekt met patisserie en hond
op kaffeeklatsj bij TantÕCŽcile