Een ruwe, meedogenloze wind,
trekt aan mijn haren,
wil mij meevoeren,
naar verre, oude landen.
Ik kan me niet verzetten,
de nieuwsgierigheid te groot.
Ik spreid mijn armen,
een glimlach vormt zich,
mijn gedachten reiken,
naar waar ik niet komen kan.
Ik sluit mijn ogen,
en ben waar mijn hart schuilt.
Mijn geestesoog ziet vrede,
Vrolijkheid en kleur,
Maar ook hier is verdriet,
Een dagelijks gevoel.
Het is gewoon dat mensen,
Het niet zo laten zien.
Mijn lichte blauwe ogen,
Sprankelend van blijdschap,
Dansen over alle mensen,
Die hier gelukkig blijken.
Mijn verlangen gaat uit,
Naar leven in deze plek.
Hun kleurige kledij,
Hun zorgeloze gezichten,
Weerspiegelen niet altijd,
Wat zich in hun hart afspeelt.
Ik zou hier willen blijven,
Hier gelukkig zijn.
Dit is de plek,
Waar ik me thuis voel,
Waar mijn hart naar uitgaat,
Wanneer de wind waait.
Ik zou hier kunnen leven,
Mijn dagen slijten.
Maar de ruwe wind,
Heeft andere plannen,
En trekt weer aan mijn haren,
Laat mij geen keus.
Ik spreid nogmaals mijn armen,
En ben weer terug.
Mijn geestesoog gesloten,
Waar mijn gewone ogen zien,
Dat heel de wereld lijkt,
Op de plek die ik heb gezien.
Ik sluit nogmaals mijn ogen,
Maar de andere wereld is weer gesloten.
Ik moet mijn dagen slijten,
Zoals ik tot nu toe heb geleefd,
En besef ineens,
Dat dat zo erg niet is…
Liefde is overal.