De dood tiert welig onder onze voeten,
in de grond waarop wij lopen mogen.
De mensen zijn er geweest.
Schakels van overleden herinneringen,
verbinden ons tezamen met hen
die afstand hebben genomen van de tijd.
Mijn geest dwaalt door de ruimte,
vervluchtigt soms bijna in het niets,
soms ook in onderhuidse aardrijken.
Eindelijk bewust vervolg ik mijn weg,
op zoek naar tastbaarheid, naar leven.
Weg van de dood en zijn woonplaats.
Thuis, ik hoor het tikken van de klok,
de tijd mag hier zijn spel nog spelen,
van het prille begin tot het dode eind.