De maan is weer even van mij.
Ze ziet mij kruipen over onverlichte gronden.
Met de maan bespreek ik de muziek
van ongewone gewoonte
en de vragen onder de ondoordringbare klei.
Ze scheldt, schreeuwt en beveelt
me. Ze mag van mij.
Ik vertel haar over jou, over ons.
Dat wij zijn als de wind. Of zoiets.
Dat blijft.
Dat is waar ik over vertel. En de maan
luistert, kijkt om zich heen en
vloekt tegen me. Dat ik nou maar
moet gaan slapen. 'Eikel', zei ze.
Dat is de maan...