lachend loop ik tegemoet wat ik tegenkom
mijn pad verbreed de kuilen dichtgedaan
niet buigend over pijn niet eenzaam en krom
slepend vooruit in het licht van de maan
de berg voor mijn neus stekend omhoog ik klom
verborgen achter glas niet te zien mijn traan
mensen om mij heen geen woede geen brom
als ontwaking geen geluid geen haan
toekomst ingeluid met mijn stille trom
verleden achter mij gelaten zo gegaan
doe maar zo tegen me dat gegrom
ik red me laat me maar in die waan