En ik zei tegen de Heer,
Meneer, die jongen is van U,
Die ene met het eng'lenhoofd,
De gouden krullen, weet U wel?
Heeft iemand hem misschien geroofd?
Bent U er geen verloren?
Zijn lippen waren rozenrood
En rode rozen bracht hij mij,
Maar ik zei, mijnheer,
U bent verdwaald,
Of uit de hemel neergedaald?
De wolken willen u vast terug,
Vergeet niet uw viool, en vlug!
Voordat het reeg'nen gaat.
Hij pakte toen zijn plu, en zei
Wel nee mijn lief, ik hoor bij u.