Het ging van Oost naar West langsheen de kust mijner Noordzee
Van de stad naar een plaats dat Bachten de kupe noemt
Ergens te midden de duinen heel rustig en vree
Waarvan je denken zou hier word ik later beroemd
School in school uit zo liep ik eens clown eens goochelaar
Doch werkte en leefde er ook als eeuwen terug
Tussen stropers, boeren vissers en ook kunstenaars
Maar de keus die ik zou maken die kwam niet zo vlug
Weg van de bekende wereld als iets gans privé
Waar het schild met de naam Chiwell ligt als iets verbloemd
Te midden zijn bos zijn dwergen zijn elfen zijn fee
Die mij als een lied nog in beide de oren zoemt
Het prinsje was toen nog helemaal geen bedelaar
Tenzij dromend van sneeuwwitje liggend op haar rug
Maar in zo een sprookjeswereld ligt daar het gevaar
Hoe groter de verbeelding hoe breekbaarder de brug