Het waren de jaren van jongens en wetenschap
Met mijn stalen paard en zijn vele banden geklap
Waar ik als klein ventje het dier en natuur bekeek
Als iemand die voor deze schoonheid toen nog bezweek
De Duitserschaper volgde mij teugloos in vriendschap
Zonder te trekken aan de leiband der ballingschap
Doorheen die bossen en velden over beek en kreek
Nu vol steden als veegde men de spons door mijn streek
Ook mijn taal valt uit de regenboog der gemeenschap
Bij verkaveling inwijking tot gevangenschap
In alles wat de teruggewonnen vrijheid bleek
Hoor ik nog slechts mijn biddend volk als een stil gesmeek
Maar de democratie biedt en levert beterschap
Stevig gebouwd op armoe uit de onderste schap
Met de economie als een verleidende cake
Uit hedendaagse onnatuurlijke technisch kweek