Aftakeling
Op de vrijdagavond van mijn leven
wil ik dat je
me nog steeds mee uit neemt,
zodat ik vanop een
afstand kijken kan naar wat ook mijn zon- of
maandagmorgen had kunnen zijn.
Plaats een raam over de kloof,
zodat ik zien kan
wat me met een kus,
zo vlug, werd ontnomen,
om nooit meer terug te keren.
Breek een gat in de muur van
mijn verstotenheid, en laat het daarbij,
want waard ben ik het niet ...
Op te staan,
weg te gaan,
vrij te zijn.
Nee, 't is me niet gegund,
't zal 't ook nooit zijn.
Ik, sterrenstof,
dat wel onderworpen is,
onderworpen aan de wetten van het al,
maar niet deelneemt aan het
heerlijke leven op aarde.
Overvloedig leven,
dat mij genadeloos niet
discrimineert.