Opspattend schuim voor de boeg,
Hoge golven teisteren het kleine schip in het grijze en zware weer,
Dat plotseling opstak in de ochtend heel vroeg,
Zorgend voor een moeilijke terugkeer.
Vechtend voor wat het waard is,
Het licht van de vuurtoren in het oog,
Gaat het nog net niet mis,
Al zijn die golven al zo hoog.
Net zoals dit schip vergaat dit veel mensen,
Vechtend in deze wrede maatschappij,
Met het oog op veel wensen,
Maar men kan er gewoon niet bij.
Net zoals de vuurtoren hebben zij ‘hoop’ als baken,
Iets steevast in een onstuimig leven,
In de hoop dat anderen het hen prettiger kan maken,
Hen eenmaal eens een kans kunnen geven.
Laten wij als maatschappij als een vuurtoren fungeren,
Die het schip naar de haven kan begeleiden,
Zodat de vaste wal hen niet kan weren,
In grijze en stormige tijden.