Ik zit alleen in mijn kamer
Naast een rokende lamp
De maan staat
In het open venster,bleek en
Glanzend als nieuw geld
met lust ben ik vertrouwd,maar ook met list
ik geniet met hals,lippen,haren,oogopslag
voordat de weelde dit alles doet zwijgen
voor iemand met de dood al in zijn bloed
voor alles maar een onvoldoende krijgt
die zoekt naar het ravijn
en van klimmen voorlopig geen sprake kan zijn
op de bodem van het ravijn
groeien wonderlijke bloedbloemen
mij lispelt lip op lip de wijnkruik toe
volwassen kennis wil alleen een kind
mijn lippen hebben wild doen begeren
waaronder een vijfde
jeneverglas
om zwijgen te proberen
ik was in de hemel
toen je klaarkwam op het dodenakker
de kerkenmergel verkleurde
en zag dat het goed was
de ogen van het glas en lood
puilden uit
het was duidelijk
ik speelde de minnaar zonder weerga.verleiden
deed ik niet, jij begreep het niet
hoe ik gehurkt op het kerkhof
te wachten zat terwijl jij voor
je uitstrijkje bij de dokter ging
het kleeft aan mij
laat de gordel los
tot aan mijn denkbeeldige evenaar
heb ik het geschreven
alles in de kamer
tot in de uiterste hoeken
tussen wakker en slaap
in een 5de dementie
waarin leven noch dood
zich voedt
sinds ik proefde van de bron
der vulkanen
zal ik niets meer doen voor ik
de bruid ben van de zon
en saturnus zelf de ring aanschuift
ik wacht hier op het blijde bericht
in het avondblad: kraai ontmoet duif
in bodemloos heelal.