ik strijk me handen over een gelaat
dat zonder klei niet eens bestaat
doorboord met houten stokjes
je haren zijn gekrullde lokjes
als ik je zie tranen mijn ogen
door jou lach vormen we samen regenbogen
dan kom ik dichterbij jou staan
en ben jij zo ver van mij vandaan
laat ik me zelf even huilen
en hoor ik het geluid van nachtuilen
en kijk ik steeds naar dat gelaat
dat zonder klei niet eens bestaat