na twaalf maanden,
geen teken van leven,
sta ik hier nu in je kamer,
herinneringen van vroeger te beleven.
Terwijl ik uit het raam staar,
kom je achter me staan,
en pakt me bij mijn middel,
even twijfel ik of ik niet moet gaan.
Maar ik blijf staan en draai mij om,
terwijl ik je gezicht bestudeer,
mijn hand voorzichtig de jouwe streeld,
verlang ik naar meer.
Ik kijk naar de lieve ogen,
strijk met mijn hand je wang,
je haar, je nek, je lippen,
maar toch ben ik bang.
Ik sta dicht tegen je aan
en leg mijn hoofd tegen je borstkas,
zonder muziek dansen we langzaam,
en denken aan hoe het vroeger was.
Terwijl we langzaam bewegen,
op de muziek die in mijn hoofd speelt,
wachten we net zo lang,
tot de tijd mijn angst heelt.
Zachtjes zeg je dat je me hebt gemist,
terwijl ik je aankijk gaat er iets door me heen,
voorzichtig geef ik je een kus,
en zeg,
dan hebben we toch nog iets gemeen.