Ik heb hem horen praten,
En velen verklaren mij zot,
Maar ik kan het niet laten,
Ik heb ze echt niet bedot.
Ik heb hem horen praten,
Zijn warme stem, ze trilt.
Wat zou een hoorapparaat baten,
Als men toch niet luist’ren wilt.
Ik heb hem horen praten,
Hij heeft mij diep ontroerd.
Samen met zijn grotere maten,
Werd er duchtig op los getamboerd.
Ik heb hem horen praten,
Deze kleine uit het verre Senegal.
Zijn levensverhaal, zonder hiaten,
Ontlokte aan mij een waterval.
Ik heb hem horen praten,
In een taal zonder woorden.
Over zijn land, achtergelaten
Voor veel koudere oorden.
Ik heb hem horen praten,
Ritmisch en toch melodieus.
Toen wij daar samen zaten,
‘t Was mooi, ‘t is heus.
Ik heb hem horen praten,
En ik heb ook elk woord geloofd.
Al vertoont m’n geheugen al ‘ns gaten,
Zijn stem zit nog steeds in mijn hoofd.
Ik heb hem horen praten,
Met zijn vel van hagedishuid.
Wie kan hem daarom haten,
Het past bij zijn stemgeluid.
Ik heb hem horen praten,
Met zijn grappige zandloperlijf.
De tijd die we ‘s nachts vergaten,
Maakte ons van ‘t dansen stijf.
Ik heb hem horen praten,
Zijn stem, zwaar en licht.
De lokale kinderen blaatten,
Op het ritme van zijn gedicht.
Ja, ik heb hem horen praten,
Tama, de Talking Drum van Senegal,
Onbekend bij djembé-fanaten,
Maar voor mij het mooist van al.
Karel Brits
24 maart 2000