op het hart getrapt
de lagen van een leven
vol zin maar veelal onzin
dag na dag bijgegroeid
samen met het onvermogen
tot zomaar mededogen
hij kijkt naar links
waar rechts een appel
hem niet kan beroeren
tot het uitstrekken van
een stukje reddende hand
rechts rijdt hij soms
de scheefste schaats
met een flair van ego
sum, ergo de boom in
moi d'abord en de ander
altijd op de tweede plaats
hij schijnt een mens te zijn
vooral bij nacht en stevig
met een zaklantaarn verlicht
tot hij weer verdwenen
met hangende schouders
slechts een schimmige herinnering