Ik loop met m'n nichtje hand en hand,
Langs de waterkant.
De wind blaast ons door het gezicht,
Ik doe dan snel haar jasje dicht.
Er komen mensen aan,
Ik kan horen, dat ze 'n eindje verder stil blijven staan.
Mijn nichtje is bang, en ik zeg vlug,
Kom maar gauw, dan gaan we snel naar huis terug.
Mijn nichtje is niet helemaal zoals het hoort,
In de volksmond zegt men dan, dat kind dat is gestoord.
Laat de mensen maar kletsen,
Ik kan mij geen liever nichtje wensen.
Niemand mag kwaad over haar praten, ze is mijn allerbeste vrind,
En ze is het allerliefste kind.